donderdag 6 februari 2014

Verslag Bint

2.B. Verslag stromingsboek (1880-1940)
a. - Ferdinand Bordewijk, Bint.
- Amsterdam, 2012, 1934.
- 102 pagina's.
b. Novelle/dystopie.
c. (samenvatting gevonden op http://www.scholieren.com/boekverslag/72131, ik heb hem hier en daar aangepast )

De Bree is een docent die een jaar lang gaat lesgeven op de school van Bint. Bint wil een ijzeren tucht in zijn school; hij wil van de leerlingen reuzen maken die belangrijke functies zullen bekleden en perfect in de samenleving functioneren. Hij is trots op zijn Spartaanse onderwijsmethode, De Bree is onder de indruk van Bint en zijn tucht; De Bree wil er graag deel van uit maken.
De Brees eerste les is bij klas 4D, bijgenaamd ‘De Hel’. Bint heeft expres alle buitengewone en extreme leerlingen in deze klas gezet. De Bree laat niet met zich sollen en verklaart direct de oorlog aan de klas. Door geestdodende straffen en een ijzeren tucht weet De Bree de klas redelijk goed te temmen. In zijn andere klassen, ‘De Bloemenklas’, ‘De Bruine klas’ en ‘De Grauwen’ kan Van Bree veel normaler lesgeven, maar toch bevallen ze hem minde dan ‘De Hel’.

Volgens het systeem van Bint is het kerstrapport beslissend; iemand die op dat moment onvoldoende staat, blijft zitten. Dat is dit jaar het geval bij de leerling Van Beek. Ondanks dat Van Beek thuis veel problemen heeft en zelfmoord dreigt te plegen als hij blijft zitten, is Bint onvermurwbaar en hij laat Van Beek zitten. Bint waarschuwt echter wel voor opstanden als gevolg van een eventuele zelfmoord. Fléau, een jongen uit de Bloemenklas, stookt de boel al een tijd en de zelfmoord van Van Beek zou de druppel zijn voor de leerlingen. Bint heeft overigens geen problemen met een opstand; het zou de school zuiveren van de ‘minderen’ in zijn ‘kweek van reuzen’.
Van Beek pleegt inderdaad zelfmoord. Na de vakantie komen de leerlingen vroeg bijeen op het schoolplein. Wanneer de bel gaat, gaat alleen ‘De Hel’ naar binnen, wat hun solidariteit aan het systeem van Bint bewijst, zeker wanneer ze later de andere klassen aanvallen en ze in een kort gevecht overmeesteren en winnen. Na de opstand worden Fléau en een conciërge weggestuurd. Bint is apetrots op ‘De Hel’.

De solidariteit van ‘De Hel’ blijkt ook wanneer De Bree met hen op fietsvakantie gaat in de paasvakantie. Twee leerlingen knijpen er op een dag tussenuit, en hoewel ze ’s avonds weer terug zijn, worden ze afgetuigd door de rest van ‘de Hel’. ‘De Hel’ duldt geen splitsing.

In de examentijd lijkt Bint te wankelen. Van Bree merkt aan kleine dingen dat hij niet meer de oude is. Bint vraagt Van Bree nog een jaar te blijven werken en hoewel De Bree eerst twijfelt, besluit hij het toch te doen, omdat hij het werk bevredigender vond dan zijn studeerkamerwerk.
In het nieuwe schooljaar blijkt dat Bint gestopt is. Donkers, de plaatsvervangend directeur, neemt het werk in zijn geest over. Van Bree probeert nog in contact te komen met Bint, maar slaagt hier niet in. Hij denkt wel te snappen wat hem uiteindelijk de das heeft omgedaan: Bint bleek minder sterk dan zijn systeem.

A. Nieuwe Zakelijkheid:
- Weglaten van onnodige informatie, toejuichen van sobere functionaliteit. Korte zinnen, journalistieke stijl, zakelijke weergave van de werkelijkheid. Bij de Nieuwe Zakelijkheid gaat het om het beschrijven van een verhaal op een zakelijke en sobere manier. Inhoud staat boven uiterlijk. De zinnen zijn vrij kort, er wordt geen onnodige informatie vermeld en geven een schrale en saaie weergave van de wereld, net zoals dit stuk.
- Reactie op expressionisme. Bij het expressionisme ging het veel om fantasie en gevoelens. Men was op zoek naar het wezen, naar de kern van zichzelf. Schilderijen bestonden uit vage kleuren en vormen die aangevuld moesten worden door de fantasie van de geïnteresseerde. Het expressionisme was één groot mengsel van abstracte en uitbundige ideeën en gevoelens, niet erg zakelijk en functioneel dus. Vandaar de reactie van de Nieuwe Zakelijkheid; geen gedoe, weg met die chaotische stroming. De functie werd belangrijker dan de vorm. In de literatuur werd Bint het schoolvoorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid. De roman bestond uit bondige zinnen met weinig tot geen onnodige informatie en alles werd sober en vrij melancholisch beschreven.

B. Het eerste punt is vrij eenvoudig te beantwoorden. Het hele verhaal is in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid geschreven: de zinnen zijn kort, er wordt gebruik gemaakt van alledaagse woorden en de weerspiegeling van de werkelijkheid is vrij sober en melancholisch. In het boek wordt zo goed als geen aandacht gegeven aan meningen of gevoelens van De Bree. De enige uitzondering hierop is de bewondering van De Bree voor Bints ijzeren tucht.

Het tweede punt ligt eigenlijk in het verlengde van het eerste punt. De voormannen van de Nieuwe Zakelijkheid hadden genoeg gehad van het expressionisme en het impressionisme, ze hadden behoefte aan makkelijke literatuur zonder fratsen. Gewone spreektaal, korte zinnen en makkelijke woorden dragen hier goed aan bij. De functie was belangrijker dan de vorm, het was de bedoeling een boodschap zo simplistisch en sober mogelijk over te brengen. Het hele boek is een voorbeeld voor de stroming, de kenmerken zijn steeds terug te vinden. Ter illustratie een citaat:

‘’De Bree ging de trap die op het portaal twee armen nuchter uitsloeg. Boven was de kamer voor de leraren. Zij was boven de hal, met uitzicht op het plein. Hij had dit lesuur vrij. Drie mannen, kijkend naar de wind, draaiden zich om. Hij stelde zich voor. De kleinste had een dophoed en lichtte die even. Deze was Keska. De Bree had dadelijk een hekel. Hij was een vreselijke prol, met vuil gebit, een natte lach van oor tot oor. Zijn had was klam, zijn stem stuitend. Hij klotslawaaide weg naar een klas, lompig dreunend, klein, hoed-op.’’

C. Je kunt zeker stellen dat Bint een exponent van de Nieuwe Zakelijkheid is, elk kenmerk is terug te vinden in het boek. Daarnaast is Bint hét toonbeeld voor de stroming, het komt nauwelijks voor dat de één niet in dezelfde zin met de ander wordt genoemd. Het feit dat Bordewijk een voorman van de Nieuwe Zakelijkheid is, lijkt mij genoeg reden om te stellend dat Bint een exponent van de stroming is.

woensdag 27 november 2013

Verslag Wierook en tranen



2.B. Verslag stromingsboek (1950-1980)
a. - Ward Ruyslinck, Wierook en tranen.
- Antwerpen, 1982, 1958.
- 139 pagina´s.
b. Oorlogsroman/novelle.
c. (samenvatting gevonden op http://www.shrtlnk.nl/REW, ik heb de tekst hier en daar enigszins aangepast)

Waldo Havermans, een negenjarige jongen, is met zijn ouders voor de binnenvallende Duitsers op de vlucht. Het verhaal begint als ze op de tweede dag van hun vlucht in het stadje Poperinge aankomen. Daar overnachten ze bij een oude vrouw en haar kleinzoon. De kamer waar ze slapen ruikt volgens Waldo naar wierook. Waldo’s voorliefde voor de geur van wierook heeft hem eerder de bijnaam ‘kerkuiltje’ bezorgd.

De volgende dag zet de familie de tocht voort. Ze raken in een colonne vluchtelingen verstrikt die bij de grensovergang wordt tegengehouden. Samen met de colonne trekt de familie naar een grensovergang die wel open zou zijn. Onderweg worden ze door Duitse vliegtuigen overvallen en beschoten. Als Waldo weer om zich heen kan en durft te kijken, komt hij tot de gruwelijke ontdekking dat zijn ouders zijn omgekomen, waarna hij flauwvalt. Later komt Waldo in een hospitaal weer bij. Een ‘witte juffrouw’ legt hem daar omzichtig uit hoe wreed de oorlog is. Nadat Waldo is opgelapt van een paar kleine verwondingen mag hij meereizen met korporaal Evarist richting een vluchtelingenkamp aan de kust. Tijdens een pauze onderweg ontmoet Waldo zijn oudere buurmeisje Vera. Vera’s vader is ingelijfd bij het leger en haar moeder is ze uit het oog verloren. Ze haalt Waldo over om samen verder te vluchten en korporaal Evarist achter te laten.

De volgende dag trekken ze via allerlei binnenwegen naar de kust. Onderweg horen ze Duitse tanks steeds dichterbij komen. Samen schuilen ze op een hooizolder om zich voor de steeds sneller naderende Duitsers te verstoppen. Als ze toch ontdekt worden, blijken de Duitsers erg vriendelijk te zijn voor de kinderen. Nadat ze van de schrik bekomen zijn, besluiten ze samen weer naar huis terug te keren en besluiten de spoorlijn richting Gent te volgen. Onderweg zien ze een trein met Belgische krijgsgevangen, waaronder Evarist.
Later, als ze in een bootje op de Leie zitten, worden ze door Duitse soldaten ontdekt. Ze mogen in de zijspan van de motoren gaan zitten en hopen zo snel in Antwerpen te komen. Als ze even stoppen om bij te komen, worden de kinderen door de soldaten dronken gevoerd. Als Waldo weer bijkomt, zijn de soldaten verdwenen. Hij vindt Vera even later tussen de struiken, ze kan niet vertellen wat de Duitsers haar aangedaan hebben. Met de hulp van twee zigeuners brengt een ambulance Vera naar Gent.

In het ziekenhuis van Gent legt een ziekenzuster Waldo voorzichtig uit hoe het met Vera gesteld is. Later, als de dokter geweest is, vertelt ze hem dat Vera een engeltje in de hemel geworden is. Voor Waldo stort de wereld in: ‘Ik was negen jaar en reeds ontwaakte in mijn hart deze bittere onkinderlijke wijsheid: dat het leven heel wat anders was dan een verhaaltje met kleurige droomplaatjes’.

A.      Existentialisme:
-        Het individu staat centraal. Existentialisme staat dicht bij het individualisme; het leven en de gedachten van een persoon staan centraal en aan het geheel waarin het individu zich bevind wordt weinig aandacht gegeven.
-        Verantwoordelijkheid  voor eigen daden. Er bestaat niet zoiets als het lot. Men maakt zijn eigen keuzes en beslissingen en daarmee vormt hij zijn eigen leven.
-        Subjectiviteit. Bij het existentialisme draait het niet om een correcte interpretatie van de werkelijkheid, maar om de persoonlijke beleving van de personen die de gebeurtenissen meemaken.

B. Het eerste punt is vrij gemakkelijk te beantwoorden. Het verhaal wordt verteld door de ogen van de negenjarige en naïeve Waldo, die het België ten tijde van de Tweede Wereldoorlog trotseert. Alles wordt op zijn eigen manier geïnterpreteerd, waarbij zijn naïviteit duidelijk naar voren komt; dingen als de verkrachting van Vera snapt hij niet, hij denkt dat ze zich gewoon niet lekker voelt.
Verder gaat het verhaal niet in op andere personages. Je leest nooit over de gevoelens of gedachtes van Waldo’s ouders, zelfs niet over de gedachtes van Vera, met wie hij toch wel een groot deel van het boek doorbrengt. Dit alles wijst erop dat het de bedoeling was dat de lezer slechts en alleen Waldo’s interpretatie van het verhaal zou lezen.

Het tweede punt is wat vaag om met concrete voorbeelden te verduidelijken, het is namelijk niet mogelijk om te zeggen of er zoiets als het lot bestaat. Ik denk wel dat de schrijver de moeite doet om dit wel te laten lijken. Zo laat Waldo zich overhalen met Vera verder te gaan tijdens de rit naar de kust en beslissen ze te willen vluchten bij oom Andreas wanneer ze allerlei Duitsers binnen zien. Later, wanneer ze in de boot zitten, beslissen te blijven liggen in plaats van te vluchten voor de Duitsers. Deze gebeurtenissen liggen steeds in het verlengde van elkaar, het één bestond niet zonder het ander. Zo lijkt het alsof Waldo wél zijn eigen leven in zijn handen heeft, in het tegenovergesteld van het idee dat alles al vastligt.

Subjectiviteit slaat enigszins terug op het eerste punt. Het gehele verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van Waldo, die vervolgens zijn eigen mening aan de gebeurtenis(sen) vastknoopt. Uiteraard zijn een flink aantal gebeurtenissen gewoon objectief verteld, maar een aantal belangrijke momenten worden vooral door de subjectieve ogen van Waldo verteld:

‘’’Ach, ik heb zo’n pijn…’ kreunde ze. ‘Hebben ze u pijn gedaan?’ vroeg ik verrast. Ze knikte. ‘Hebben ze u geslagen?’ ’Neen,’ zei ze. ‘Wat hebben ze dan gedaan?’ Ze sloot de ogen. ‘Ze hebben… o Jezus, dat kan ik onmogelijk vertellen.’ Neen maar, wat was ze flauw. Waarom kon ze me dat niet vertellen? Ik voelde me diep gegriefd en begluurde haar boos van onder mijn neergeslagen wimpers. ‘Kijk niet zo boos, Waldo…’ fluisterde ze. ‘Ik… ik kan het u heus niet vertellen, het is iets heel ergs en…  en zondigs.’
Ik begreep niet dat er iets zó ergs kon bestaan, dat ze er met mij niet over praten wou. Iets heel ergs en zondigs, had ze gezegd. Ik kon me niet voorstellen wat dat zijn kon.’’

C. Voor zover ik veel ervaring heb met existentialistische boeken denk ik wel in staat te zijn te mogen zeggen dat dit boek een exponent van de stroming is. Één van de kenmerken van het existentialisme is dat het individu centraal staat. Dit kan ik zeker terugzien in dit boek; Waldo is de hoofdpersoon en vertelt het verhaal. Je leest enkel en alleen zijn gedachtes, wat ik zeker een centraalstelling van het individu vind.

Een ander kenmerk is subjectiviteit, wat enigszins terugslaat op het tweede punt. Individualisme in boeken kan nauwelijks bestaan zonder de gedachten en meningen van het betreffende individu. In het boek lees je uitsluitend over Waldo’s kinderlijke en naïeve visie op alle gebeurtenissen, een objectieve en alwetende verteller komt niet aan het woord. Het is alsof je letterlijk de gedachtes van Waldo leest.

donderdag 27 juni 2013

Groepsopdracht De Engelenmaker

Titelverklaring
De drie kinderen uit het boek zijn vernoemd naar de drie aartsengelen Michaël, Rafaël en Gabriël. Victor Hoppe, de hoofdpersoon uit het boek heeft die drie kinderen gekloond met zijn eigen cellen, vandaar de titel. De drie jongens hadden een erg witte huid die licht leek te geven; net als engelen.

De personages

Victor Hoppe: Hij is de hoofdpersoon van het verhaal. Hij heeft rood haar, een hazenlip, een witte huid en een erg tenger lichaam. Toen vlak na zijn geboorte bleek dat hij een hazenlip had, was zijn moeder ervan overtuigd dat de duivel in hem zat. Ze wilde hem niet houden, waarna hij naar een klooster werd gebracht(zijn vader had twijfels over deze beslissing). Daar werd hij al vrij snel debiel verklaard, omdat hij niet sprak en maar weinig reageerde op prikkels van buiten. Later bleek dat hij het syndroom van Asperger had.
Hoppe juist heel slim te zijn in het klooster laat hij aan zuster Marthe zien dat hij veel kan en goed kan leren. Later werkt graag alleen en is hij zijn tijd erg vooruit. Eerst werd hij gewaardeerd door vele wetenschappers door zijn vindingrijkheid en monumentale ontdekkingen, maar hij raakte zijn reputatie kwijt en veel wetenschappers begonnen hem als oplichter te zien.

Michaël, Rafaël en Gabriël: Dit zijn complete kopieën van Victor Hoppe. Hij heeft ze gekloond met zijn eigen cellen. Er is iets mis met hun chromosomen waardoor ze op een zeer vroege leeftijd al verouderen en sterven. Ook zijn de kinderen (net als hun ‘vader’) autistisch, fragiel, bleek maar ook erg slim.

Rex Cremer: Cremer is stafarts op de universiteit in Aken en is een man die van regelmaat houdt. Op een gegeven moment gaat hij om Victor Hoppe, die totaal geen regelmaat heeft. Gecombineerd met Hoppe’s Asperger is het erg lastig voor Rex om met hem te werken en te communiceren. Aan het begin lijkt alles goed te gaan, maar Victor verliest zijn verdiende reputatie net zo snel als hoe hij die verdiend had. Rex schuift alle schuld op Victor en doet alsof hij van niets afwist. Hierdoor krijgt hij wel schuldgevoelens.

Charlotte Maenhout: Frau Maenhout is een gepensioneerde schooljuf en kan erg goed met kinderen omgaan. De dokter vroeg aan haar of ze op de kinderen kon passen. Dit deed ze graag, ze zat thuis toch maar niks te doen. Zij zorgt een flinke tijd voor de kinderen en de kinderen nemen haar (niet hun vader) in vertrouwen. Na een tijdje beginnen gevoelens van wantrouwen te knagen aan haar en wil ze duidelijkheid van Doktor Hoppe. Na een ongeluk bij de trap valt ze naar beneden en is ze op slag dood.

Bijpersonen: Er zijn erg veel bijpersonen in het verhaal, te veel om op te noemen. De meeste mensen wantrouwen de dokter op het eerste gezicht, maar later wint hij hun vertrouwen en zien ze hem als volwaardig dorpsgenoot.

Setting
Er zijn verschillende plekken waar het verhaal zich afspeelt. Allereerst La Chapelle, waar Victor een groot deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Daarna verhuisde hij weer naar Wolfheim, waar zijn vader toentertijd zijn praktijk had. Later nam Victor zijn intrek in hetzelfde huis. Verder komen de universiteiten Aken en Bonn enkele keren voor in het verhaal. Het drielandenpunt komt regelmatig voor. Verscheidene belangrijke gebeurtenissen vinden hier plaats.

Open plekken
Het boek is opgedeeld in drie delen. Het einde van deel 1 bevat een open plek, wanneer Charlotte Maenhout van de trap afvalt; ‘Het volgende ogenblik schoot de dokter naar voren. Ze had het totaal niet verwacht en deed in een reflex nog een stap naar achteren. Toen pas besefte ze dat ze vlak bij de trap stond. Maar toen was het al te laat’.
Verder zijn er geen onbeantwoorde open plekken in het verhaal. Natuurlijk zit je in het begin met erg veel vragen, maar die worden uiteindelijk allemaal beantwoord.

Perspectief
Het verhaal is geschreven vanuit het auctoriale vertelperspectief. Het is een algemene verteller die de gedachtegangen van veel personen vertelt en buiten het verhaal staat.

Thema
Naar onze mening heeft het boek twee specifieke thema’s. Zo komt de eeuwenoude discussie wetenschap-religie ontzettend vaak terug; mogen wij God het nakijken geven? Mogen wij als schepper optreden?  Verder komt de strijd en grens tussen Goed en Kwaad vaak terug. Victor Hoppe wil goed doen in het verhaal en in zijn ogen doet hij dat ook. Hij heeft hierbij niet in de gaten dat hij mensen hier vaak kwaad mee aandoet.

Motieven
Er zijn een aantal motieven in het verhaal. Één hiervan is de Bijbel. Die komt erg vaak terug in het verhaal. Al vanaf het moment dat Victor in het klooster zit met zuster Marthe tot in de laatste scènes. Ook uitspraken als ‘’God geeft en God neemt’’, ‘’U hoef niet in Gods wil te berusten’’ komen meerdere keren in het verhaal voor.
Ook het hebben van een hazenlip is een terugkerend motief. Zo hebben de vader van Victor, Victor zelf, Michaël, Rafaël en Gabriël en de gekloonde zoon van Lothar en Vera Weber allemaal een hazenlip.

Verwachtingen
Wij hebben op meerdere manieren (klasgenoten, media, vrienden) te horen gekregen dat de Engelenmaker een goed boek was. Negatieve recensies of grote kritiek was eigenlijk niet te vinden. Het leek ons daarom ook geen straf om het boek te gaan lezen. Bij Nederlands hadden we in de 3e of 4e klas al de intro gelezen, waarin Victor Hoppe en zijn misvormde zoons arriveert in Wolfheim. Naar aanleiding hiervan verwachtten wij een spannend boek, met veel thrillerelementen. We hadden al gehoord dat het boek met klonen te maken had.
De dokter kwam voor ons, naar het minieme dat we over hem wisten voor we aan het boek begonnen, een beetje als een gestoorde gek naar voren. Na het lezen van het boek moesten de verwachtingen wel enigszins worden bijgesteld. Victor Hoppe geen gestoorde gek. Hij is wel autistisch, maar daarnaast ook zeker erg intelligent. Aan het einde van het boek blijkt dat Victor toch eigenlijk ook wel gek is. Het boek is erg spannend, maar echt een thriller is het niet. Veel meer nadruk ligt op het psychologische element van het boek. Denk bijvoorbeeld aan de eerdergenoemde discussie over religie en wetenschap; ‘’Mogen wij God het nakijken laten?’’

Oordeelvorming
Allereerst vinden we dat het boek erg mooi geschreven is. We vinden dat alle gebeurtenissen en plekken erg gedetailleerd en niet vermoeiend lang beschreven zijn. Ook allerlei medische details worden in grote lijnen duidelijk uitgelegd. De uitspraken (van Victors vader, maar ook uit de Bijbel)mogen ook vernoemd worden. Door het hele boek heen staan deze uitspraken; ze maken een bepaalde sfeer mogelijk, een intrigerende en mysterieuze sfeer die als een soort nadere uitleg dient. De uitspraken staan er vaak om intenties van Victor in enkele woorden duidelijk te maken. Verder vinden we dat de structuur van het boek mooi. Allereerst is het verhaal in drie delen opgedeeld; er worden verschillende personen in verschillende tijden besproken, maar ze horen allemaal wel bij elkaar en de gevolgen van gebeurtenissen komen terug in andere tijdsperiodes. Daarnaast zijn de delen an sich ook nog eens in verschillende verhaallijnen op te delen. In deel II bijvoorbeeld, daarin wordt Victors jeugd  beschreven. Door die lijn heen worden de experimenten van Victor in de jaren zeventig en tachtig beschreven.
De geloofwaardigheid van het verhaal konden we ook waarderen. Fictie en non-fictie zijn met elkaar verwoven. De opkomst van het klonen kwam ook op in de jaren zeventig en tachtig, Victor Hoppe heeft daarentegen niet bestaan. Op die manier is het verhaal erg interessant en intrigerend.
Al met al vinden we ‘De Engelenmaker’ een erg mooi boek. De opbouw, geloofwaardigheid en stijl passen goed bij elkaar en maken het voor ons erg lastig nog negatieve aspecten bij dit meesterlijke boek te bedenken.

Persoonlijke conclusie
Ik vond dat de discussie aardig vlot verliep, we waren het over het algemeen redelijk goed met elkaar eens over de verschillende aspecten van het boek. Ik vond het vooral goed gaan dat al onze neuzen min of meer dezelfde richting op stonden. We waren allemaal redelijk enthousiast over het boek en niemand had een totaal andere mening dan de rest. Wat beter kon is dat sommigen onder ons het boek niet altijd even geconcentreerd gelezen hadden, waardoor we af en toe een klein meningsverschil hadden over een detail hier en daar.
Ik heb geleerd dat meningen erg verdeeld kunnen zijn, maar ook wonderbaarlijk gelijk aan elkaar. Zo riepen sommige passages heel verschillende reacties op, terwijl we het over andere fragmenten. Ook heb ik geleerd dat iedereen andere ideeën en opvattingen over een boek heeft en dat het leuk is om erover te discussiëren.
Op de site staat dat ‘De Engelenmaker’ een niveau 4 boek is, maar ik geloof dat mevrouw Kleyn later had gezegd dat dit een niveau 5 boek is. Ik vond het boek onverwacht makkelijk en vlot weglezen, sterk tegen mijn verwachtingen in voor een niveau 5 boek. Daarom was het boek voor mij geen enkele moeite om doorheen te komen.

Voor mijn volgende boek ben ik van plan ‘De ontdekking van de hemel’ te lezen. Dat betekent dat ik dus aan een niveau 6 boek ga beginnen. Aangezien ‘De Engelenmaker’ een niveau 5 boek is en het vrij makkelijk te lezen was, denk ik dat ik een niveau 6 boek wel aankan.

donderdag 30 mei 2013

Is Max Havelaar van Multatuli representatief voor de Romantische literatuur?


Eén van de bekendste Nederlandse romans uit de 19e eeuw (en eigenlijk ook binnen onze algehele literatuurgeschiedenis) is ‘Max Havelaar’, geschreven door Multatuli (pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker). Deze roman, over het leven in Nederlands-Indië, werd geschreven in de tijd dat in het grootste deel van Europa de stroming van de romantiek belangrijk was in de literatuur.
In Nederland was de stroming van het realisme echter groter. Toch ben ik van mening dat Max Havelaar van Multatuli representatief is voor de romantische literatuur.

Een belangrijk kenmerk van de romantiek is de aandacht voor gevoelens van de schrijver en van de hoofdpersonages. In Max Havelaar is er veel aandacht voor die gevoelens. Zo wordt er vaak beschreven hoe de hoofdpersonen denken over bepaalde dingen waar ze mee in contact komen. Een voorbeeld hiervan is het einde van het verhaal van Saidjah en Adinda: er wordt duidelijk beschreven hoe boos Saidjah is, als hij erachter komt wat er met zijn dorp en de bewoners ervan is gebeurd. In datzelfde verhaal wordt al eerder uitvoerig beschreven hoe wanhopig Saidjah zich voelt als hij op Adinda wacht op de afgesproken plaats, maar ze niet komt. In Max Havelaar is er dus veel aandacht voor de gevoelens van de hoofdpersonen. Ook lees je aan het einde van het boek wat de schrijver vindt van de manier waarop de Nederlandse met de inheemse bevolking van Nederlands-Indië omgaan.

Een ander kenmerk van de romantiek is dat er in veel romantische teksten verschillende genres en verhaallijnen bestaan in een enkel boek of verhaal. Dit is ook bij Max Havelaar het geval. Zo zijn er in het boek drie verschillende vertellers, met ieder een eigen verhaallijn: Batavus Droogstoppel, een koffiehandelaar in Amsterdam; Max Havelaar, assistent-resident van het Indonesische gebied Lebak (verteld door Stern, de assistent van Droogstoppel); en Multatuli zelf (het is geen echte verhaallijn, je komt aan het einde van het verhaal te weten wat hij van de kolonisatie vindt).
Ook zijn er binnen het boek een aantal verschillende genres te onderscheiden. Zo is het verhaal van Saidjah en Adinda bijvoorbeeld een soort sprookje (alhoewel het in tegenstelling tot de meeste sprookjes geen happy ending bevat), maar is het verhaal van Max Havelaar meer een soort biografie.

Een kenmerk van de romantische literatuur dat Max Havelaar niet echt bevat, is het tegen de overheersing van de ratio zijn. Vooral Batavus Droogstoppel, één van de vertellers van het boek, handelt juist, met name in het begin van het verhaal, vooral volgens zijn verstand. In de verhalen van Max Havelaar en van Saidjah en Adinda wordt er echter wel veel gehandeld volgens gevoel.

Een laatste kenmerk is het tegengaan van politieke onderdrukking. Een belangrijk thema, eigenlijk het belangrijkste thema van het boek, is namelijk de onderdrukking van de Indonesische bevolking door de Nederlandse regering in Nederlands-Indië. Aan dit thema wordt veel aandacht besteed en de belangrijkste hoofdpersoon, Max Havelaar, is fel tegen die onderdrukking en probeert er wat aan te doen.


De kenmerken bekijkende kun je concluderen dat Max Havelaar dus zeker representatief is voor de romantische literatuur. Er is veel aandacht voor gevoelens, er zijn verschillende verhaallijnen en genres binnen het boek en er is veel kritiek op de politieke onderdrukking. Ook wordt er door de meeste personages niet volgens het verstand, maar volgens hun gevoel en intuïtie gehandeld.

donderdag 16 mei 2013

Imaginair reisverhaal


Imaginair reisverhaal, verwerkingsopdracht 2.A verlichting

Vandaag ben ik, na twintig jaar, teruggekeerd naar de bewoonde wereld, nadat ik als enige een schipbreuk overleeft had. Twintig jaar geleden ben ik met een handelsschip meegegaan richting China, omdat ik het hier wel gezien had. Ik dacht dat ik daar tot rust zou komen, het plan was om minstens een half jaar op de bonnefooi door Azië te reizen. Helaas zou daar niks van terecht komen. Tijdens de reis kwamen we in een enorme storm terecht. Het was midden in de nacht en enorme golven sloegen keihard tegen het enorme schip aan. Ik dacht veilig te zijn in mijn hut diep in het machtige en grote schip. Helaas hoorde ik, nadat we een uur vast hadden gezeten in die helse storm, het onheilspellende geluid van scheurend ijzer. Het geluid kwam steeds dichter bij mijn hut, tot het opeens stopte.

De muur leek verdwenen te zijn. Plotseling zag ik de enorme zeemassa op me afkomen, dichter en dichter bij, tot ik opeens gegrepen werd door de ijzige kou van het water. Verder herinner ik me niets meer.
De volgende ochtend werd ik hoestend en proestend wakker op een rots, te midden van een flinke stapel doorweekte teddyberen, die blijkbaar ook op een container zaten. Ik keek op om te kijken waar ik in hemelsnaam was beland, maar mijn ogen moesten nog erg lang wennen aan het felle licht. Blijkbaar was ik dus langer dan één nacht bewusteloos geweest. Toen ik eindelijk rustig kon rondkijken, sloeg de schrik me om het hart. Ik was plotseling omringd door een groep vrouwen in leren pakken met berenvellen omgeslagen, bewapend met speren en zwaarden. Ze namen me gevangen en ik werd naar hun dorp gebracht. Het dorp leek op een prehistorische nederzetting, met hetzelfde type hut dat ik herinnerde van plaatjes uit mijn geschiedenisboek van vroeger. De mensen zagen er ruig uit, de meeste mannen droegen leren pakken, gevoerd met bond, en de vrouwen droegen leren pakken, versierd met allerlei andere vellen en jaagtrofeeën. Ik werd gevangengenomen, en werd een week ondergebracht in een speciale hut met tralies. Ik werd elke dag goed gevoed en ik kwam niks tekort, het enige waarin ze me beperkten was dat ik niet de hut uit mocht. Na een week werd ik meegenomen naar een grotere hut, een soort gemeentehuis kwam ik later achter. Ik werd een kamer binnengeleid door twee vrouwen, en ze lieten me aan een tafel zitten waar een andere, formeler geklede vrouw al zat. De vrouw sprak wonder boven wonder gewoon Nederlands, en ze vroeg aan wat ik hier kwam doen en of ik een spion was. Ik heb haar mijn situatie uitgelegd, en ze luisterde aandachtig. Toen ik vroeg, of ik met de (mannelijke)leider van de samenleving kon spreken, keek ze me verbaasd maar lachend aan. Het was daar de gewoonte dat vrouwen alle belangrijke functies in het land uitvoerden, en dat mannen maar weinig capabel waren om het volk te leiden, waardoor ze  het huishouden maar op zich namen. Zij was de ‘burgemeester’ van het dorp. Ik was stomverbaasd, want ik was natuurlijk helemaal niet gewend dat mannen geen enkele belangrijke functie mochten bekleden. Ik werd vertrouwd en kreeg een korte uitleg over de samenleving. Het was een samenleving waarin vooral dingen op een primitieve dingen werden gedaan, zoals in de middeleeuwen. Ze zagen namelijk in de rest van de wereld dat de technologische vooruitgang vooral negatieve gevolgen met zich meebracht, vandaar dat ze liever wat primitiever wilden leven. Daarna vroeg de vrouw wat ik van plan was te gaan doen. Ik vertelde haar dat ik graag zou blijven in het dorp, die reis naar Azië viel in het niet bij de ervaring in deze samenleving.
Ik heb me binnen twee jaar volledig ‘bekeerd’ tot de primitieve samenleving in de jungle en ik heb geleerd de regels te begrijpen. Nu ik na twintig jaar terug ben gekeerd naar huis, was mijn gevoel hetzelfde als het moment dat ik aankwam in dat vreemde dorp. Alles was weer compleet anders.

woensdag 13 februari 2013

Leesverslag algemeen De Aanslag


De Aanslag

1. Algemene informatie
a. I. Harry Mulisch, de Aanslag
    II. Amsterdam, 1982, 1982
    III. 254 pagina’s
b. Roman
c. Proloog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Anton Steenwijk in Haarlem.
Aan de kade lagen vier huizen: in Welgelegen woonden de Beumers, in Buitenrust Anton met zijn ouders en broer, in Nooitgedacht meneer Korteweg met zijn dochter Karin en in Rustenburg de familie Aarts. 

Eerste episode, 1945
In januari 1945 zat de 12-jarige Anton met zijn familie een spelletje te doen. Plotseling klonken er zes schoten. De NSB'er Ploeg lag dood voor het huis van Korteweg. Meneer Korteweg en Karin legden het lijk voor Antons huis neer.
Peter ging naar buiten om het lijk weer te verleggen. Toen de Duitsers eraan kwamen, vluchtte hij. De Duitsers doorzochten het huis van de familie Steenwijk en staken het daarna in brand. Anton werd in Heemstede in een cel gestopt bij een gewond meisje dat hem troostte en met hem praatte over donker en licht.
Na enkele uren werd Anton weer teruggebracht naar Haarlem, en vandaar ging hij met een konvooi naar Amsterdam. In Amsterdam haalde zijn oom hem op.

Tweede episode, 1952
Na de bevrijding bleek dat de ouders van Anton en zijn broer Peter op de avond van de aanslag waren neergeschoten. Anton bleef bij zijn om en tante wonen. Hij dacht niet vaak aan de aanslag, hij had het gebeurde diep in zichzelf hermetisch afgesloten.
In 1952 ging hij naar een feestje in Haarlem. Hij ging op bezoek bij de familie Beumer. Aan het eind van de kade was een monument opgericht, waarop ook de namen van Antons ouders stonden. Anton wilde nooit meer in Haarlem terugkomen.

Derde episode, 1956
Na zijn kandidaatsexamen medicijnen ging Anton op kamers wonen. Hij las veel, behalve over oorlog en politiek.
In 1956 kwam Anton zijn vroegere vriendje Fake Ploeg tegen in een razende meute die alles wat met communisme te maken had vernielde naar aanleiding van de Russische inval in Hongarije. Anton nodigde Fake uit om binnen te komen.
Fake verdedigde zijn vader hartstochtelijk en zei dat de communisten verantwoordelijk waren voor de dood van zijn ouders. Anton probeerde hem ervan te overtuigen dat zijn vader wel fout was geweest.

Vierde episode, 1966
Na Antons artsexamen trouwde hij in 1961 met Saskia de Graaff. In 1962 werd hun dochtertje Sandra geboren. Op een begrafenis in 1966 ontmoette hij een oud-
verzetstrijder. Het was Takes, de man die Ploeg doodgeschoten had. Hij had het samen gedaan met zijn vriendin Truus Coster. Zij was het die Anton in de cel had ontmoet. Anton ging de volgende dag naar het huis van Takes waar hij een foto van Truus zag.

Laatste episode, 1981
Anton was gescheiden van Saskia en hertrouwd met Liesbeth. Hij kocht huizen in Gelderland en Toscane. Toen Sandra 16 jaar was ging hij met haar naar de duinen van Haarlem waar Truus Coster geëxecuteerd was. In november 1981 liep hij bij toeval mee met een vredesdemonstratie samen met zijn zoon Peter (uit zijn tweede huwelijk). Daar kwam hij Karin Korteweg tegen. Ze vertelde dat ze geëmigreerd waren naar Nieuw-Zeeland. In 1948 had haar vader zelfmoord gepleegd. Ze hadden het lijk van Ploeg verplaatst om de hagedissen van meneer Korteweg te sparen. Ze hadden Ploeg niet bij de familie Aarts neergelegd, omdat zij Joden in huis hadden.
Anton vroeg zich af of iedereen tegelijk schuldig en onschuldig was. Hij had zichzelf weer snel in de hand, het was of al die duizenden mensen hem hielpen. Anton was één van de laatsten die de oorlog had meegemaakt. 

1.Verwachtingen
Mijn vader vond dit een echte aanrader, en aangezien De Vliegeraar geen literatuur was, ben ik met De Aanslag begonnen. Ik verwachtte, na een heel beknopte samenvatting van mijn vader gehoord te hebben, dat het verhaal over iemand ging die wilde uitzoeken wie de aanslag op zijn broer gepleegd had.

2. Motieven
Sommige gebeurtenissen overkomen Anton 2 keer. Zo worden de ruiten ingeslagen bij Anton’s ouderlijk huis en wordt het huis vervolgens in brand gezet. Later wordt bij Anton thuis de ruit ingegooid en ontploft de kachel vervolgens, die de hele ruimte zwart blakert.
Onzekerheid. Anton weet vaak niet waarom de dingen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen en zit tot lang na de oorlog nog met onbeantwoorde vragen.

Thema
Schuldvraag. Anton weet lang na de oorlog nog steeds niet waarom de familie Korteweg het lichaam van Ploeg voor Anton’s huis legde. Hij heeft lange tijd gewoon de Duitsers de schuld gegeven, maar toen hij hoorde van Karin Korteweg waarom ze het lichaam bij hun huis hadden gelegd, was alles duidelijk voor hem.

3.Beoordeling
a. Mulisch schrijft in een makkelijke stijl zonder lastige woorden of erg lange zinnen. Leuk vind ik dat de gedachten en het karakter van Anton duidelijk beschreven worden, terwijl de andere personages vaak heel oppervlakkig beschreven op de achtergrond gehouden worden. Door gebruik te maken van vergelijkingen en terugkoppelingen naar de geschiedenis is het interessant om over de gedachten en omgevingen van Anton te lezen. Hiervoor een citaat:

‘’De drie huizen. Een open plek tussen het eerste en het tweede, als een gehavend gebit. Alleen het hek was er nog. Het omvatte een dichte vegetatie van brandnetels en struiken, met daartussen al ranke boompjes, zoals die soms op zestiende-eeuwse schilderijen te zien zijn, met een engel op een heuvel en een kraai die kwaadaardig naar een monsterachtig mannetje staart. Er groeide veel meer onkruid dan op de landjes er achter;misschien kwam het door als die as, dat het daar zo vruchtbaar was. Hij moest denken aan een verhaal van zijn oom, dat in de heuvels van Noord-Frankrijk ook zulke plekken lagen in het akkerland, waar de boeren omheen ploegden, omdat het massagraven zouden zijn uit de Eerste Wereldoorlog. In de schaduw onder de brandnetels moesten nog stenen zijn, stukken muur, fundamenten, en in de aarde de kelder, zijn oude autoped er uit geroofd, en met puin volgestort. Ook terwijl hij er niet aan dacht was het hier al die jaren zo geweest, onafgebroken, zoals een ijsbreker van moment tot moment door het poolijs ploegt.’’ P. 89

b. personages:
Ik vind het leuk om een verhaal te lezen dat zich voornamelijk richt op de gevoelens en gebeurtenissen van en rondom één persoon. Hij ontmoet veel mensen die een belangrijke rol in het verhaal spelen, maar die worden vaak maar oppervlakkig beschreven.

Vertelperspectief:
De Aanslag is geschreven vanuit het personele perspectief. Je leest alles vanaf een afstand, maar toch weet je wat Anton denkt,  gedachten van anderen worden vaak verborgen gehouden. Soms vond ik de vertelvorm wat lastig, omdat ik niet begreep wie bedoeld werd met ‘hij’ tijdens een dialoog.


4. Eigen mening



Aangrijpend                                                                                                                                               laat me koud

Ik vond het een aangrijpend boek, omdat je Anton volgt tijdens zijn zoektocht naar antwoorden over de dood van zijn ouders en broer. Op de één of andere manier kon ik me voorstellen hoe hij zich voelde, zonder dat ik ooit een vergelijkbare situatie heb meegemaakt.

‘’’Halt! Staan blijven! Handen omhoog!’ Hard fietsend naderden drie mannen, zij gooiden hun fietsen op straat en holden verder. Peter liet de benen vallen, rukte het pistool uit de hand van Ploeg, rende weg zonder te hinken naar het hek van Korteweg en verdween achter hun huis. De mannen schreeuwden tegen elkaar. Eén van hen, in een winterjas en met een pet op, loste een schot en ging achter Peter aan. Anton voelde de warmte van zijn moeder naast zich. ‘Wat was dat? Schieten ze op Peter? Waar is hij?’’Achterom.’ Met grote ogen keek Anton naar wat er allemaal gebeurde.’’ P. 31

In deze scène wordt beschreven hoe het met Peter afloopt en de machteloosheid die Anton voelt komt er ook in voor. Het toont ook weer de stijl van Mulisch, duidelijk beschreven en gedetailleerd maar toch spannend en intrigerend.

Het verhaal heeft mij positief verrast, ik had niet echt een meeslepend verhaal verwacht over iemand die worstelt met zijn verleden en met vragen zit. Ik dacht dat het verhaal wat saaier en minder meeslepend zou zijn. Over de stijl ben ik ook positief, de omgevingen worden duidelijk en vooral interessant beschreven, aangevuld met vergelijkingen.

5. Bronnen


maandag 28 mei 2012

Leesverslag algemeen Joe Speedboot


Joe Speedboot   

1. Algemene informatie
a. I. Tommy Wieringa, Joe Speedboot
II. Amsterdam, 2008, eerste druk 2005
III. 476 pagina’s
b. Ontwikkelingsroman (entwicklungsroman)
c. Op zijn dertiende raakt Fransje Hermans uit Lomark in coma doordat hij overreden was door een grasmaaier. 220 dagen later wordt hij wakker, ondertussen is hij 14 jaar geworden. Door het ongeluk is hij ‘’zo spastisch als het maar kan’’, zit hij in een rolstoel, kan hij niet meer praten en hij kan alleen nog maar zijn rechterarm gebruiken. Een tijd later komt er een nieuwe jongen in Lomark wonen, Joe Speedboot. Zijn vader rijdt bij aankomst in Lomark het huis van Christof Maandag in met de verhuiswagen, waarbij hij overlijdt. Vanaf dat moment zijn Christof en Joe beste vrienden. Halverwege juni mag Fransje het ziekenhuis uit en gaat met zijn twee broers naar de kermis. Ze laten hem achter bij een boerderij met de belofte dat ze hem later komen ophalen. In die boerderij leert Fransje Joe kennen.
Door zijn ongeluk moet Fransje de derde klas overdoen. Omdat hij gehandicapt is, kan hij niet zelfstandig naar het toilet. Daarom gaat Engel Eleveld met hem mee om hem te helpen. Engel raakt ook met Christof en Joe bevriend. Wanneer Fransje 15 wordt, besluit hij in het tuinhuisje te wonen. Daar begint hij met schrijven. Hij schrijft over alles wat er in zijn omgeving gebeurt in ‘’De geschiedenis van Lomark en haar bewoners’’.
Picolien Jane komt met haar ouders in Lomark wonen. Zij komen uit Zuid-Afrika en ze is erg knap, alle jongens worden verliefd op haar. Als Joe hoort dat de dat Pj’s moeder vaak naakt door de tuin loopt, besluiten de vier jongens een vliegtuig te bouwen om haar te bespieden. Na een paar maanden is het vliegtuig af en kunnen ze ook daadwerkelijk vliegen.
Omdat Fransje alleen nog maar zijn rechterarm kan gebruiken, is hij heel gespierd aan die arm. Joe had eerder voorgesteld dat Fransje armworstelaar zou worden, maar hij had dit afgewezen omdat hij het niet zag zitten. Fransjes vader heeft een brikettenpers van zijn werk meegenomen en Fransje maakt van oude kranten briketten die zijn vader verkoopt in het dorp. Na een paar maanden, als Joe en Fransje bij zijn vaders werk langsgaan, ziet Fransje dat er tegen de muur een enorme berg papierbriketten staan, zijn vader heeft tegen hem gelogen en heeft de briketten helemaal niet verkocht. Dat is het moment dat Fransje armworstelaar wil worden. Joe wordt de trainer van Fransje en ze oefenen veel met het worstelen. Ze winnen veel wedstrijden en gaan vaak naar het buitenland. PJ woont ondertussen in Amsterdam en heeft een vriendje, maar zij wordt vaak door hem geslagen. Zij komt daarom voor een tijdje terug naar Lomark en vraagt of ze mee mag naar een wedstrijd in Poznan. ’s Nachts gaat Joe naar PJ en gaat met haar naar bed, vanaf dat moment zijn zij een stel. De volgende dag hoort Joe via de telefoon dat Engel is omgekomen. Zij rijden gelijk naar huis voor de begrafenis. PJ’s vriendje heeft een boek over haar geschreven, waarin hij vertelt over haar verleden; ze zou boulimia gehad hebben en ze zou vaak vreemdgegaan zijn. Dit laatste blijkt ook bij haar relatie met Joe; ze gaat vreemd met Fransje. Joe heeft de afgelopen maanden gesleuteld aan een shovel en is van plan mee te doen aan de Paris-Dakar race. Tijdens zijn afwezigheid gaat PJ vaak vreemd met Fransje. Ook gaat zij vreemd met Christof, ze trouwt met hem en krijgt een zoon van hem, maar dit weerhoudt haar er niet van ook vreemd te gaan met Fransje als Christof weg is.

2. Verwachtingen
Tijdens de les lazen we een fragment uit Joe Speedboot en dat sprak mij wel aan, we lazen het fragment van het bouwen van het vliegtuig. Ik hoorde ook van mijn vader dat het een leuk boek was. Ik wist niet zo goed wat ik moest verwachten, Joe Speedboot zegt niet zoveel als je niet weet waar het boek over gaat. Omdat ik het fragment gelezen had, wist ik dat het over een jongen ging die niet kon praten en een sterke rechterarm had, wat mij erg nieuwsgierig maakte om het boek te lezen.

3. Motieven:
Driehoeksverhoudingen
In het boek zijn driehoeksverhoudingen een terugkerend element. Bij de bouw van het vliegtuig: ‘De driehoek betekent een vaste constructie, meetkundig gezien, zei hij. Een vierhoek beweegt, die gaat schuiven. De driehoek is de basis van elke vaste constructie.’ (blz. 84)
Voordat Engel bij de vriendengroep komt, is er een driehoeksverhouding tussen Joe, Christof en Fransje. Nadat Engel overleden is, wordt er nog gesproken over die verhouding bij de begrafenis.

Beweging en stilstand
Joe en Fransje staan in tegenstelling tot elkaar; Joe kan lopen en Fransje staat eigenlijk stil. Joe is ook altijd gefascineerd door beweging geweest: ‘Joe is een verlosser zonder belofte; hij heeft geen vooruitgang gebracht, alleen beweging.’ (blz. 412) Zo kwam hij ook met het idee voor het vliegtuig en de shovel voor de Paris-Dakar race.

Thema:
Desillusie. Zowat alle personages hebben verwachtingen die niet uitkomen; zo verwacht Fransje dat Joe verandering(beweging) brengt, is PJ niet wie ze lijkt te zijn en blijft Lomark even saai als altijd.

4. Beoordeling
a. Tommy Wieringa gebruikt veel vergelijkingen en stijlfiguren, wat het verhaal wat levendiger maakt. Ook gebruikt hij sarcasme, Fransje heeft zelfspot; hij kwijlt veel aan het begin van het verhaal. ‘’Liters heb ik van dat spul. Ik kan er goudvissen in houden.’’ (blz. 29)
Wieringa gebruikt veel uitgebreide en lange zinnen met vergelijkingen, ik vind de laatste alinea uit het boek een mooi voorbeeld: ‘’De E981 is in gebruik genomen, een gletsjer van asfalt heeft nieuwe tijd voor zich uit gewalst en wij zijn verdwenen achter een metershoge geluidswal van aarde en kunststof. Wij horen inderdaad niks, net zomin als dat wij worden gehoord. Automobilisten die langsflitsen zien misschien vanuit een ooghoek het puntje van onze kerktoren boven het scherm uitsteken, met daarop de hoan die kroanig blef, maar verder heeft de wereld ons aan het zicht onttrokken. Maar daarachter zijn wij niet gestorven, noch zijn wij van gedaante veranderd. Wij zijn hier nog’’

b. Tijd: Het verhaal speelt zich af aan het einde van de 20e eeuw: PJ komt bij Fransje in de 3e klas in 1993, Christof was het beroemde Tennis Pong aan het spelen( het spelletje met de twee streepjes en het balletje). Dit geven een goede aanduiding dat het verhaal zich in de jaren ’80 en ’90 afspeelt.

Ruimtes: Het verhaal speelt zich vooral af in het fictieve Lomark, wat zich bevindt in Westerveld. Lomark ligt dichtbij de grens naar Duitsland, aangezien Joe maar een half uurtje hoefde te rijden naar een fabriek in Duitsland waar hij tijdelijk werkte. Er zijn ook een aantal buitenlandse plaatsen waar Fransje armworstelwedstrijden had, waaronder Poznan en Rostock.

5. Eindoordeel



Niet leuk                                                                                                                 heel leuk

Ik vond Joe Speedboot een leuk boek om te lezen, voornamelijk omdat het over het dagelijks leven van een gehandicapte jongen gaat. Je leest over zijn gedachten, zijn vrienden en over zijn mening over Lomark en haar bewoners. Het is leuk om te lezen over zijn ontwikkeling, zijn passie voor de samoerai en de uitspraken van Miyamoto Musashi, die hij vooral tijdens de armworsteltoernooien bedenkt en uitlegt. Je leest eigenlijk zijn dagboek, er gebeurt ontzettend veel in het boek, en Fransje beschrijft alles duidelijk en geeft aan alles zijn mening.

‘’Wat bleef mij anders over dan te proberen armworstelaar te worden? Ik ging in training, Joe en ik richtten ons op het eerste toernooi in Luik, eind oktober. Er waren halters in huis gekomen en hij had een partij eiwitsupplementen op de kop getikt in de smaken aardbei, vanille en citroen. In poedervorm, aan te lengen met melk. De smaken hadden meer te maken met de kleur dan met fruit want ze waren allemaal even zoet en romig, met een kalkachtige afdronk.’’ (blz. 281)

Dit citaat gaat over een ontwikkeling van Fransje, hij besluit serieus te gaan trainen om armworstelaar te worden. Hij gaat vanaf dit moment elke dag zijn arm trainen en drinkt de eiwitsupplementen daar ook bij, zodat hij ontzettend sterk wordt in zijn arm. Ik vond het interessant om te lezen over de manieren hoe hij trainde met zijn verlamde lichaam, en hoe het armworstelen steeds serieuzer werd, met steeds sterkere tegenstanders en steeds grotere prijzen die hij won.

‘’Ik verpletterde hem in minder dan een minuut. Hij glimlachte een beetje, schoof even over zijn kruk tot hij goed zat en zette zijn arm in de box voor het tweede partijtje. Weer kwam ik meteen boven. ‘U moet leren om de vijand in een handomdraai te verpletteren.’ Weer drukte ik door zijn weerstand heen. ‘Het is van wezenlijk belang hem direct totaal te verpletteren.’ Hij was op driekwart van de weg naar de ondergang. ‘Het voornaamste is om het hem onmogelijk te maken zich ook maar enigszins te herstellen.’ Dit is Het Verpletteren zoals Musashi het voorschrijft: ‘Wanneer wij hem niet totaal verpletteren zou hij weer overeind kunnen komen.’’’ (blz. 306)

In dit citaat vertelt Fransje over de uitspraken van Musashi en hoe zijn tactiek bij het armworstelen was. Zoals net gelezen gebruikte Fransje de uitspraken in zijn voordeel; hij won menig wedstrijd met Musashi’s regels. Het was interessant om te lezen over de flinke hoeveelheid uitspraken van de oude Samoerai die in het boek verwerkt waren. Zonder de uitspraken en tactieken van Musashi zou Fransje niet zo veel wedstrijden gewonnen hebben.

In vergelijking met mijn verwachting van het boek vind ik het verhaal leuker dan gedacht. Het gaat niet alleen om de jongen met maar één goede arm, het gaat ook over de bewoners van Lomark en de gebeurtenissen in en rondom Lomark, over de ideeën van Joe en natuurlijk de armworstelingen.

6. Gebruikte bronnen