woensdag 27 november 2013

Verslag Wierook en tranen



2.B. Verslag stromingsboek (1950-1980)
a. - Ward Ruyslinck, Wierook en tranen.
- Antwerpen, 1982, 1958.
- 139 pagina´s.
b. Oorlogsroman/novelle.
c. (samenvatting gevonden op http://www.shrtlnk.nl/REW, ik heb de tekst hier en daar enigszins aangepast)

Waldo Havermans, een negenjarige jongen, is met zijn ouders voor de binnenvallende Duitsers op de vlucht. Het verhaal begint als ze op de tweede dag van hun vlucht in het stadje Poperinge aankomen. Daar overnachten ze bij een oude vrouw en haar kleinzoon. De kamer waar ze slapen ruikt volgens Waldo naar wierook. Waldo’s voorliefde voor de geur van wierook heeft hem eerder de bijnaam ‘kerkuiltje’ bezorgd.

De volgende dag zet de familie de tocht voort. Ze raken in een colonne vluchtelingen verstrikt die bij de grensovergang wordt tegengehouden. Samen met de colonne trekt de familie naar een grensovergang die wel open zou zijn. Onderweg worden ze door Duitse vliegtuigen overvallen en beschoten. Als Waldo weer om zich heen kan en durft te kijken, komt hij tot de gruwelijke ontdekking dat zijn ouders zijn omgekomen, waarna hij flauwvalt. Later komt Waldo in een hospitaal weer bij. Een ‘witte juffrouw’ legt hem daar omzichtig uit hoe wreed de oorlog is. Nadat Waldo is opgelapt van een paar kleine verwondingen mag hij meereizen met korporaal Evarist richting een vluchtelingenkamp aan de kust. Tijdens een pauze onderweg ontmoet Waldo zijn oudere buurmeisje Vera. Vera’s vader is ingelijfd bij het leger en haar moeder is ze uit het oog verloren. Ze haalt Waldo over om samen verder te vluchten en korporaal Evarist achter te laten.

De volgende dag trekken ze via allerlei binnenwegen naar de kust. Onderweg horen ze Duitse tanks steeds dichterbij komen. Samen schuilen ze op een hooizolder om zich voor de steeds sneller naderende Duitsers te verstoppen. Als ze toch ontdekt worden, blijken de Duitsers erg vriendelijk te zijn voor de kinderen. Nadat ze van de schrik bekomen zijn, besluiten ze samen weer naar huis terug te keren en besluiten de spoorlijn richting Gent te volgen. Onderweg zien ze een trein met Belgische krijgsgevangen, waaronder Evarist.
Later, als ze in een bootje op de Leie zitten, worden ze door Duitse soldaten ontdekt. Ze mogen in de zijspan van de motoren gaan zitten en hopen zo snel in Antwerpen te komen. Als ze even stoppen om bij te komen, worden de kinderen door de soldaten dronken gevoerd. Als Waldo weer bijkomt, zijn de soldaten verdwenen. Hij vindt Vera even later tussen de struiken, ze kan niet vertellen wat de Duitsers haar aangedaan hebben. Met de hulp van twee zigeuners brengt een ambulance Vera naar Gent.

In het ziekenhuis van Gent legt een ziekenzuster Waldo voorzichtig uit hoe het met Vera gesteld is. Later, als de dokter geweest is, vertelt ze hem dat Vera een engeltje in de hemel geworden is. Voor Waldo stort de wereld in: ‘Ik was negen jaar en reeds ontwaakte in mijn hart deze bittere onkinderlijke wijsheid: dat het leven heel wat anders was dan een verhaaltje met kleurige droomplaatjes’.

A.      Existentialisme:
-        Het individu staat centraal. Existentialisme staat dicht bij het individualisme; het leven en de gedachten van een persoon staan centraal en aan het geheel waarin het individu zich bevind wordt weinig aandacht gegeven.
-        Verantwoordelijkheid  voor eigen daden. Er bestaat niet zoiets als het lot. Men maakt zijn eigen keuzes en beslissingen en daarmee vormt hij zijn eigen leven.
-        Subjectiviteit. Bij het existentialisme draait het niet om een correcte interpretatie van de werkelijkheid, maar om de persoonlijke beleving van de personen die de gebeurtenissen meemaken.

B. Het eerste punt is vrij gemakkelijk te beantwoorden. Het verhaal wordt verteld door de ogen van de negenjarige en naïeve Waldo, die het België ten tijde van de Tweede Wereldoorlog trotseert. Alles wordt op zijn eigen manier geïnterpreteerd, waarbij zijn naïviteit duidelijk naar voren komt; dingen als de verkrachting van Vera snapt hij niet, hij denkt dat ze zich gewoon niet lekker voelt.
Verder gaat het verhaal niet in op andere personages. Je leest nooit over de gevoelens of gedachtes van Waldo’s ouders, zelfs niet over de gedachtes van Vera, met wie hij toch wel een groot deel van het boek doorbrengt. Dit alles wijst erop dat het de bedoeling was dat de lezer slechts en alleen Waldo’s interpretatie van het verhaal zou lezen.

Het tweede punt is wat vaag om met concrete voorbeelden te verduidelijken, het is namelijk niet mogelijk om te zeggen of er zoiets als het lot bestaat. Ik denk wel dat de schrijver de moeite doet om dit wel te laten lijken. Zo laat Waldo zich overhalen met Vera verder te gaan tijdens de rit naar de kust en beslissen ze te willen vluchten bij oom Andreas wanneer ze allerlei Duitsers binnen zien. Later, wanneer ze in de boot zitten, beslissen te blijven liggen in plaats van te vluchten voor de Duitsers. Deze gebeurtenissen liggen steeds in het verlengde van elkaar, het één bestond niet zonder het ander. Zo lijkt het alsof Waldo wél zijn eigen leven in zijn handen heeft, in het tegenovergesteld van het idee dat alles al vastligt.

Subjectiviteit slaat enigszins terug op het eerste punt. Het gehele verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van Waldo, die vervolgens zijn eigen mening aan de gebeurtenis(sen) vastknoopt. Uiteraard zijn een flink aantal gebeurtenissen gewoon objectief verteld, maar een aantal belangrijke momenten worden vooral door de subjectieve ogen van Waldo verteld:

‘’’Ach, ik heb zo’n pijn…’ kreunde ze. ‘Hebben ze u pijn gedaan?’ vroeg ik verrast. Ze knikte. ‘Hebben ze u geslagen?’ ’Neen,’ zei ze. ‘Wat hebben ze dan gedaan?’ Ze sloot de ogen. ‘Ze hebben… o Jezus, dat kan ik onmogelijk vertellen.’ Neen maar, wat was ze flauw. Waarom kon ze me dat niet vertellen? Ik voelde me diep gegriefd en begluurde haar boos van onder mijn neergeslagen wimpers. ‘Kijk niet zo boos, Waldo…’ fluisterde ze. ‘Ik… ik kan het u heus niet vertellen, het is iets heel ergs en…  en zondigs.’
Ik begreep niet dat er iets zó ergs kon bestaan, dat ze er met mij niet over praten wou. Iets heel ergs en zondigs, had ze gezegd. Ik kon me niet voorstellen wat dat zijn kon.’’

C. Voor zover ik veel ervaring heb met existentialistische boeken denk ik wel in staat te zijn te mogen zeggen dat dit boek een exponent van de stroming is. Één van de kenmerken van het existentialisme is dat het individu centraal staat. Dit kan ik zeker terugzien in dit boek; Waldo is de hoofdpersoon en vertelt het verhaal. Je leest enkel en alleen zijn gedachtes, wat ik zeker een centraalstelling van het individu vind.

Een ander kenmerk is subjectiviteit, wat enigszins terugslaat op het tweede punt. Individualisme in boeken kan nauwelijks bestaan zonder de gedachten en meningen van het betreffende individu. In het boek lees je uitsluitend over Waldo’s kinderlijke en naïeve visie op alle gebeurtenissen, een objectieve en alwetende verteller komt niet aan het woord. Het is alsof je letterlijk de gedachtes van Waldo leest.

donderdag 27 juni 2013

Groepsopdracht De Engelenmaker

Titelverklaring
De drie kinderen uit het boek zijn vernoemd naar de drie aartsengelen Michaël, Rafaël en Gabriël. Victor Hoppe, de hoofdpersoon uit het boek heeft die drie kinderen gekloond met zijn eigen cellen, vandaar de titel. De drie jongens hadden een erg witte huid die licht leek te geven; net als engelen.

De personages

Victor Hoppe: Hij is de hoofdpersoon van het verhaal. Hij heeft rood haar, een hazenlip, een witte huid en een erg tenger lichaam. Toen vlak na zijn geboorte bleek dat hij een hazenlip had, was zijn moeder ervan overtuigd dat de duivel in hem zat. Ze wilde hem niet houden, waarna hij naar een klooster werd gebracht(zijn vader had twijfels over deze beslissing). Daar werd hij al vrij snel debiel verklaard, omdat hij niet sprak en maar weinig reageerde op prikkels van buiten. Later bleek dat hij het syndroom van Asperger had.
Hoppe juist heel slim te zijn in het klooster laat hij aan zuster Marthe zien dat hij veel kan en goed kan leren. Later werkt graag alleen en is hij zijn tijd erg vooruit. Eerst werd hij gewaardeerd door vele wetenschappers door zijn vindingrijkheid en monumentale ontdekkingen, maar hij raakte zijn reputatie kwijt en veel wetenschappers begonnen hem als oplichter te zien.

Michaël, Rafaël en Gabriël: Dit zijn complete kopieën van Victor Hoppe. Hij heeft ze gekloond met zijn eigen cellen. Er is iets mis met hun chromosomen waardoor ze op een zeer vroege leeftijd al verouderen en sterven. Ook zijn de kinderen (net als hun ‘vader’) autistisch, fragiel, bleek maar ook erg slim.

Rex Cremer: Cremer is stafarts op de universiteit in Aken en is een man die van regelmaat houdt. Op een gegeven moment gaat hij om Victor Hoppe, die totaal geen regelmaat heeft. Gecombineerd met Hoppe’s Asperger is het erg lastig voor Rex om met hem te werken en te communiceren. Aan het begin lijkt alles goed te gaan, maar Victor verliest zijn verdiende reputatie net zo snel als hoe hij die verdiend had. Rex schuift alle schuld op Victor en doet alsof hij van niets afwist. Hierdoor krijgt hij wel schuldgevoelens.

Charlotte Maenhout: Frau Maenhout is een gepensioneerde schooljuf en kan erg goed met kinderen omgaan. De dokter vroeg aan haar of ze op de kinderen kon passen. Dit deed ze graag, ze zat thuis toch maar niks te doen. Zij zorgt een flinke tijd voor de kinderen en de kinderen nemen haar (niet hun vader) in vertrouwen. Na een tijdje beginnen gevoelens van wantrouwen te knagen aan haar en wil ze duidelijkheid van Doktor Hoppe. Na een ongeluk bij de trap valt ze naar beneden en is ze op slag dood.

Bijpersonen: Er zijn erg veel bijpersonen in het verhaal, te veel om op te noemen. De meeste mensen wantrouwen de dokter op het eerste gezicht, maar later wint hij hun vertrouwen en zien ze hem als volwaardig dorpsgenoot.

Setting
Er zijn verschillende plekken waar het verhaal zich afspeelt. Allereerst La Chapelle, waar Victor een groot deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Daarna verhuisde hij weer naar Wolfheim, waar zijn vader toentertijd zijn praktijk had. Later nam Victor zijn intrek in hetzelfde huis. Verder komen de universiteiten Aken en Bonn enkele keren voor in het verhaal. Het drielandenpunt komt regelmatig voor. Verscheidene belangrijke gebeurtenissen vinden hier plaats.

Open plekken
Het boek is opgedeeld in drie delen. Het einde van deel 1 bevat een open plek, wanneer Charlotte Maenhout van de trap afvalt; ‘Het volgende ogenblik schoot de dokter naar voren. Ze had het totaal niet verwacht en deed in een reflex nog een stap naar achteren. Toen pas besefte ze dat ze vlak bij de trap stond. Maar toen was het al te laat’.
Verder zijn er geen onbeantwoorde open plekken in het verhaal. Natuurlijk zit je in het begin met erg veel vragen, maar die worden uiteindelijk allemaal beantwoord.

Perspectief
Het verhaal is geschreven vanuit het auctoriale vertelperspectief. Het is een algemene verteller die de gedachtegangen van veel personen vertelt en buiten het verhaal staat.

Thema
Naar onze mening heeft het boek twee specifieke thema’s. Zo komt de eeuwenoude discussie wetenschap-religie ontzettend vaak terug; mogen wij God het nakijken geven? Mogen wij als schepper optreden?  Verder komt de strijd en grens tussen Goed en Kwaad vaak terug. Victor Hoppe wil goed doen in het verhaal en in zijn ogen doet hij dat ook. Hij heeft hierbij niet in de gaten dat hij mensen hier vaak kwaad mee aandoet.

Motieven
Er zijn een aantal motieven in het verhaal. Één hiervan is de Bijbel. Die komt erg vaak terug in het verhaal. Al vanaf het moment dat Victor in het klooster zit met zuster Marthe tot in de laatste scènes. Ook uitspraken als ‘’God geeft en God neemt’’, ‘’U hoef niet in Gods wil te berusten’’ komen meerdere keren in het verhaal voor.
Ook het hebben van een hazenlip is een terugkerend motief. Zo hebben de vader van Victor, Victor zelf, Michaël, Rafaël en Gabriël en de gekloonde zoon van Lothar en Vera Weber allemaal een hazenlip.

Verwachtingen
Wij hebben op meerdere manieren (klasgenoten, media, vrienden) te horen gekregen dat de Engelenmaker een goed boek was. Negatieve recensies of grote kritiek was eigenlijk niet te vinden. Het leek ons daarom ook geen straf om het boek te gaan lezen. Bij Nederlands hadden we in de 3e of 4e klas al de intro gelezen, waarin Victor Hoppe en zijn misvormde zoons arriveert in Wolfheim. Naar aanleiding hiervan verwachtten wij een spannend boek, met veel thrillerelementen. We hadden al gehoord dat het boek met klonen te maken had.
De dokter kwam voor ons, naar het minieme dat we over hem wisten voor we aan het boek begonnen, een beetje als een gestoorde gek naar voren. Na het lezen van het boek moesten de verwachtingen wel enigszins worden bijgesteld. Victor Hoppe geen gestoorde gek. Hij is wel autistisch, maar daarnaast ook zeker erg intelligent. Aan het einde van het boek blijkt dat Victor toch eigenlijk ook wel gek is. Het boek is erg spannend, maar echt een thriller is het niet. Veel meer nadruk ligt op het psychologische element van het boek. Denk bijvoorbeeld aan de eerdergenoemde discussie over religie en wetenschap; ‘’Mogen wij God het nakijken laten?’’

Oordeelvorming
Allereerst vinden we dat het boek erg mooi geschreven is. We vinden dat alle gebeurtenissen en plekken erg gedetailleerd en niet vermoeiend lang beschreven zijn. Ook allerlei medische details worden in grote lijnen duidelijk uitgelegd. De uitspraken (van Victors vader, maar ook uit de Bijbel)mogen ook vernoemd worden. Door het hele boek heen staan deze uitspraken; ze maken een bepaalde sfeer mogelijk, een intrigerende en mysterieuze sfeer die als een soort nadere uitleg dient. De uitspraken staan er vaak om intenties van Victor in enkele woorden duidelijk te maken. Verder vinden we dat de structuur van het boek mooi. Allereerst is het verhaal in drie delen opgedeeld; er worden verschillende personen in verschillende tijden besproken, maar ze horen allemaal wel bij elkaar en de gevolgen van gebeurtenissen komen terug in andere tijdsperiodes. Daarnaast zijn de delen an sich ook nog eens in verschillende verhaallijnen op te delen. In deel II bijvoorbeeld, daarin wordt Victors jeugd  beschreven. Door die lijn heen worden de experimenten van Victor in de jaren zeventig en tachtig beschreven.
De geloofwaardigheid van het verhaal konden we ook waarderen. Fictie en non-fictie zijn met elkaar verwoven. De opkomst van het klonen kwam ook op in de jaren zeventig en tachtig, Victor Hoppe heeft daarentegen niet bestaan. Op die manier is het verhaal erg interessant en intrigerend.
Al met al vinden we ‘De Engelenmaker’ een erg mooi boek. De opbouw, geloofwaardigheid en stijl passen goed bij elkaar en maken het voor ons erg lastig nog negatieve aspecten bij dit meesterlijke boek te bedenken.

Persoonlijke conclusie
Ik vond dat de discussie aardig vlot verliep, we waren het over het algemeen redelijk goed met elkaar eens over de verschillende aspecten van het boek. Ik vond het vooral goed gaan dat al onze neuzen min of meer dezelfde richting op stonden. We waren allemaal redelijk enthousiast over het boek en niemand had een totaal andere mening dan de rest. Wat beter kon is dat sommigen onder ons het boek niet altijd even geconcentreerd gelezen hadden, waardoor we af en toe een klein meningsverschil hadden over een detail hier en daar.
Ik heb geleerd dat meningen erg verdeeld kunnen zijn, maar ook wonderbaarlijk gelijk aan elkaar. Zo riepen sommige passages heel verschillende reacties op, terwijl we het over andere fragmenten. Ook heb ik geleerd dat iedereen andere ideeën en opvattingen over een boek heeft en dat het leuk is om erover te discussiëren.
Op de site staat dat ‘De Engelenmaker’ een niveau 4 boek is, maar ik geloof dat mevrouw Kleyn later had gezegd dat dit een niveau 5 boek is. Ik vond het boek onverwacht makkelijk en vlot weglezen, sterk tegen mijn verwachtingen in voor een niveau 5 boek. Daarom was het boek voor mij geen enkele moeite om doorheen te komen.

Voor mijn volgende boek ben ik van plan ‘De ontdekking van de hemel’ te lezen. Dat betekent dat ik dus aan een niveau 6 boek ga beginnen. Aangezien ‘De Engelenmaker’ een niveau 5 boek is en het vrij makkelijk te lezen was, denk ik dat ik een niveau 6 boek wel aankan.

donderdag 30 mei 2013

Is Max Havelaar van Multatuli representatief voor de Romantische literatuur?


Eén van de bekendste Nederlandse romans uit de 19e eeuw (en eigenlijk ook binnen onze algehele literatuurgeschiedenis) is ‘Max Havelaar’, geschreven door Multatuli (pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker). Deze roman, over het leven in Nederlands-Indië, werd geschreven in de tijd dat in het grootste deel van Europa de stroming van de romantiek belangrijk was in de literatuur.
In Nederland was de stroming van het realisme echter groter. Toch ben ik van mening dat Max Havelaar van Multatuli representatief is voor de romantische literatuur.

Een belangrijk kenmerk van de romantiek is de aandacht voor gevoelens van de schrijver en van de hoofdpersonages. In Max Havelaar is er veel aandacht voor die gevoelens. Zo wordt er vaak beschreven hoe de hoofdpersonen denken over bepaalde dingen waar ze mee in contact komen. Een voorbeeld hiervan is het einde van het verhaal van Saidjah en Adinda: er wordt duidelijk beschreven hoe boos Saidjah is, als hij erachter komt wat er met zijn dorp en de bewoners ervan is gebeurd. In datzelfde verhaal wordt al eerder uitvoerig beschreven hoe wanhopig Saidjah zich voelt als hij op Adinda wacht op de afgesproken plaats, maar ze niet komt. In Max Havelaar is er dus veel aandacht voor de gevoelens van de hoofdpersonen. Ook lees je aan het einde van het boek wat de schrijver vindt van de manier waarop de Nederlandse met de inheemse bevolking van Nederlands-Indië omgaan.

Een ander kenmerk van de romantiek is dat er in veel romantische teksten verschillende genres en verhaallijnen bestaan in een enkel boek of verhaal. Dit is ook bij Max Havelaar het geval. Zo zijn er in het boek drie verschillende vertellers, met ieder een eigen verhaallijn: Batavus Droogstoppel, een koffiehandelaar in Amsterdam; Max Havelaar, assistent-resident van het Indonesische gebied Lebak (verteld door Stern, de assistent van Droogstoppel); en Multatuli zelf (het is geen echte verhaallijn, je komt aan het einde van het verhaal te weten wat hij van de kolonisatie vindt).
Ook zijn er binnen het boek een aantal verschillende genres te onderscheiden. Zo is het verhaal van Saidjah en Adinda bijvoorbeeld een soort sprookje (alhoewel het in tegenstelling tot de meeste sprookjes geen happy ending bevat), maar is het verhaal van Max Havelaar meer een soort biografie.

Een kenmerk van de romantische literatuur dat Max Havelaar niet echt bevat, is het tegen de overheersing van de ratio zijn. Vooral Batavus Droogstoppel, één van de vertellers van het boek, handelt juist, met name in het begin van het verhaal, vooral volgens zijn verstand. In de verhalen van Max Havelaar en van Saidjah en Adinda wordt er echter wel veel gehandeld volgens gevoel.

Een laatste kenmerk is het tegengaan van politieke onderdrukking. Een belangrijk thema, eigenlijk het belangrijkste thema van het boek, is namelijk de onderdrukking van de Indonesische bevolking door de Nederlandse regering in Nederlands-Indië. Aan dit thema wordt veel aandacht besteed en de belangrijkste hoofdpersoon, Max Havelaar, is fel tegen die onderdrukking en probeert er wat aan te doen.


De kenmerken bekijkende kun je concluderen dat Max Havelaar dus zeker representatief is voor de romantische literatuur. Er is veel aandacht voor gevoelens, er zijn verschillende verhaallijnen en genres binnen het boek en er is veel kritiek op de politieke onderdrukking. Ook wordt er door de meeste personages niet volgens het verstand, maar volgens hun gevoel en intuïtie gehandeld.

donderdag 16 mei 2013

Imaginair reisverhaal


Imaginair reisverhaal, verwerkingsopdracht 2.A verlichting

Vandaag ben ik, na twintig jaar, teruggekeerd naar de bewoonde wereld, nadat ik als enige een schipbreuk overleeft had. Twintig jaar geleden ben ik met een handelsschip meegegaan richting China, omdat ik het hier wel gezien had. Ik dacht dat ik daar tot rust zou komen, het plan was om minstens een half jaar op de bonnefooi door Azië te reizen. Helaas zou daar niks van terecht komen. Tijdens de reis kwamen we in een enorme storm terecht. Het was midden in de nacht en enorme golven sloegen keihard tegen het enorme schip aan. Ik dacht veilig te zijn in mijn hut diep in het machtige en grote schip. Helaas hoorde ik, nadat we een uur vast hadden gezeten in die helse storm, het onheilspellende geluid van scheurend ijzer. Het geluid kwam steeds dichter bij mijn hut, tot het opeens stopte.

De muur leek verdwenen te zijn. Plotseling zag ik de enorme zeemassa op me afkomen, dichter en dichter bij, tot ik opeens gegrepen werd door de ijzige kou van het water. Verder herinner ik me niets meer.
De volgende ochtend werd ik hoestend en proestend wakker op een rots, te midden van een flinke stapel doorweekte teddyberen, die blijkbaar ook op een container zaten. Ik keek op om te kijken waar ik in hemelsnaam was beland, maar mijn ogen moesten nog erg lang wennen aan het felle licht. Blijkbaar was ik dus langer dan één nacht bewusteloos geweest. Toen ik eindelijk rustig kon rondkijken, sloeg de schrik me om het hart. Ik was plotseling omringd door een groep vrouwen in leren pakken met berenvellen omgeslagen, bewapend met speren en zwaarden. Ze namen me gevangen en ik werd naar hun dorp gebracht. Het dorp leek op een prehistorische nederzetting, met hetzelfde type hut dat ik herinnerde van plaatjes uit mijn geschiedenisboek van vroeger. De mensen zagen er ruig uit, de meeste mannen droegen leren pakken, gevoerd met bond, en de vrouwen droegen leren pakken, versierd met allerlei andere vellen en jaagtrofeeën. Ik werd gevangengenomen, en werd een week ondergebracht in een speciale hut met tralies. Ik werd elke dag goed gevoed en ik kwam niks tekort, het enige waarin ze me beperkten was dat ik niet de hut uit mocht. Na een week werd ik meegenomen naar een grotere hut, een soort gemeentehuis kwam ik later achter. Ik werd een kamer binnengeleid door twee vrouwen, en ze lieten me aan een tafel zitten waar een andere, formeler geklede vrouw al zat. De vrouw sprak wonder boven wonder gewoon Nederlands, en ze vroeg aan wat ik hier kwam doen en of ik een spion was. Ik heb haar mijn situatie uitgelegd, en ze luisterde aandachtig. Toen ik vroeg, of ik met de (mannelijke)leider van de samenleving kon spreken, keek ze me verbaasd maar lachend aan. Het was daar de gewoonte dat vrouwen alle belangrijke functies in het land uitvoerden, en dat mannen maar weinig capabel waren om het volk te leiden, waardoor ze  het huishouden maar op zich namen. Zij was de ‘burgemeester’ van het dorp. Ik was stomverbaasd, want ik was natuurlijk helemaal niet gewend dat mannen geen enkele belangrijke functie mochten bekleden. Ik werd vertrouwd en kreeg een korte uitleg over de samenleving. Het was een samenleving waarin vooral dingen op een primitieve dingen werden gedaan, zoals in de middeleeuwen. Ze zagen namelijk in de rest van de wereld dat de technologische vooruitgang vooral negatieve gevolgen met zich meebracht, vandaar dat ze liever wat primitiever wilden leven. Daarna vroeg de vrouw wat ik van plan was te gaan doen. Ik vertelde haar dat ik graag zou blijven in het dorp, die reis naar Azië viel in het niet bij de ervaring in deze samenleving.
Ik heb me binnen twee jaar volledig ‘bekeerd’ tot de primitieve samenleving in de jungle en ik heb geleerd de regels te begrijpen. Nu ik na twintig jaar terug ben gekeerd naar huis, was mijn gevoel hetzelfde als het moment dat ik aankwam in dat vreemde dorp. Alles was weer compleet anders.

woensdag 13 februari 2013

Leesverslag algemeen De Aanslag


De Aanslag

1. Algemene informatie
a. I. Harry Mulisch, de Aanslag
    II. Amsterdam, 1982, 1982
    III. 254 pagina’s
b. Roman
c. Proloog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Anton Steenwijk in Haarlem.
Aan de kade lagen vier huizen: in Welgelegen woonden de Beumers, in Buitenrust Anton met zijn ouders en broer, in Nooitgedacht meneer Korteweg met zijn dochter Karin en in Rustenburg de familie Aarts. 

Eerste episode, 1945
In januari 1945 zat de 12-jarige Anton met zijn familie een spelletje te doen. Plotseling klonken er zes schoten. De NSB'er Ploeg lag dood voor het huis van Korteweg. Meneer Korteweg en Karin legden het lijk voor Antons huis neer.
Peter ging naar buiten om het lijk weer te verleggen. Toen de Duitsers eraan kwamen, vluchtte hij. De Duitsers doorzochten het huis van de familie Steenwijk en staken het daarna in brand. Anton werd in Heemstede in een cel gestopt bij een gewond meisje dat hem troostte en met hem praatte over donker en licht.
Na enkele uren werd Anton weer teruggebracht naar Haarlem, en vandaar ging hij met een konvooi naar Amsterdam. In Amsterdam haalde zijn oom hem op.

Tweede episode, 1952
Na de bevrijding bleek dat de ouders van Anton en zijn broer Peter op de avond van de aanslag waren neergeschoten. Anton bleef bij zijn om en tante wonen. Hij dacht niet vaak aan de aanslag, hij had het gebeurde diep in zichzelf hermetisch afgesloten.
In 1952 ging hij naar een feestje in Haarlem. Hij ging op bezoek bij de familie Beumer. Aan het eind van de kade was een monument opgericht, waarop ook de namen van Antons ouders stonden. Anton wilde nooit meer in Haarlem terugkomen.

Derde episode, 1956
Na zijn kandidaatsexamen medicijnen ging Anton op kamers wonen. Hij las veel, behalve over oorlog en politiek.
In 1956 kwam Anton zijn vroegere vriendje Fake Ploeg tegen in een razende meute die alles wat met communisme te maken had vernielde naar aanleiding van de Russische inval in Hongarije. Anton nodigde Fake uit om binnen te komen.
Fake verdedigde zijn vader hartstochtelijk en zei dat de communisten verantwoordelijk waren voor de dood van zijn ouders. Anton probeerde hem ervan te overtuigen dat zijn vader wel fout was geweest.

Vierde episode, 1966
Na Antons artsexamen trouwde hij in 1961 met Saskia de Graaff. In 1962 werd hun dochtertje Sandra geboren. Op een begrafenis in 1966 ontmoette hij een oud-
verzetstrijder. Het was Takes, de man die Ploeg doodgeschoten had. Hij had het samen gedaan met zijn vriendin Truus Coster. Zij was het die Anton in de cel had ontmoet. Anton ging de volgende dag naar het huis van Takes waar hij een foto van Truus zag.

Laatste episode, 1981
Anton was gescheiden van Saskia en hertrouwd met Liesbeth. Hij kocht huizen in Gelderland en Toscane. Toen Sandra 16 jaar was ging hij met haar naar de duinen van Haarlem waar Truus Coster geëxecuteerd was. In november 1981 liep hij bij toeval mee met een vredesdemonstratie samen met zijn zoon Peter (uit zijn tweede huwelijk). Daar kwam hij Karin Korteweg tegen. Ze vertelde dat ze geëmigreerd waren naar Nieuw-Zeeland. In 1948 had haar vader zelfmoord gepleegd. Ze hadden het lijk van Ploeg verplaatst om de hagedissen van meneer Korteweg te sparen. Ze hadden Ploeg niet bij de familie Aarts neergelegd, omdat zij Joden in huis hadden.
Anton vroeg zich af of iedereen tegelijk schuldig en onschuldig was. Hij had zichzelf weer snel in de hand, het was of al die duizenden mensen hem hielpen. Anton was één van de laatsten die de oorlog had meegemaakt. 

1.Verwachtingen
Mijn vader vond dit een echte aanrader, en aangezien De Vliegeraar geen literatuur was, ben ik met De Aanslag begonnen. Ik verwachtte, na een heel beknopte samenvatting van mijn vader gehoord te hebben, dat het verhaal over iemand ging die wilde uitzoeken wie de aanslag op zijn broer gepleegd had.

2. Motieven
Sommige gebeurtenissen overkomen Anton 2 keer. Zo worden de ruiten ingeslagen bij Anton’s ouderlijk huis en wordt het huis vervolgens in brand gezet. Later wordt bij Anton thuis de ruit ingegooid en ontploft de kachel vervolgens, die de hele ruimte zwart blakert.
Onzekerheid. Anton weet vaak niet waarom de dingen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen en zit tot lang na de oorlog nog met onbeantwoorde vragen.

Thema
Schuldvraag. Anton weet lang na de oorlog nog steeds niet waarom de familie Korteweg het lichaam van Ploeg voor Anton’s huis legde. Hij heeft lange tijd gewoon de Duitsers de schuld gegeven, maar toen hij hoorde van Karin Korteweg waarom ze het lichaam bij hun huis hadden gelegd, was alles duidelijk voor hem.

3.Beoordeling
a. Mulisch schrijft in een makkelijke stijl zonder lastige woorden of erg lange zinnen. Leuk vind ik dat de gedachten en het karakter van Anton duidelijk beschreven worden, terwijl de andere personages vaak heel oppervlakkig beschreven op de achtergrond gehouden worden. Door gebruik te maken van vergelijkingen en terugkoppelingen naar de geschiedenis is het interessant om over de gedachten en omgevingen van Anton te lezen. Hiervoor een citaat:

‘’De drie huizen. Een open plek tussen het eerste en het tweede, als een gehavend gebit. Alleen het hek was er nog. Het omvatte een dichte vegetatie van brandnetels en struiken, met daartussen al ranke boompjes, zoals die soms op zestiende-eeuwse schilderijen te zien zijn, met een engel op een heuvel en een kraai die kwaadaardig naar een monsterachtig mannetje staart. Er groeide veel meer onkruid dan op de landjes er achter;misschien kwam het door als die as, dat het daar zo vruchtbaar was. Hij moest denken aan een verhaal van zijn oom, dat in de heuvels van Noord-Frankrijk ook zulke plekken lagen in het akkerland, waar de boeren omheen ploegden, omdat het massagraven zouden zijn uit de Eerste Wereldoorlog. In de schaduw onder de brandnetels moesten nog stenen zijn, stukken muur, fundamenten, en in de aarde de kelder, zijn oude autoped er uit geroofd, en met puin volgestort. Ook terwijl hij er niet aan dacht was het hier al die jaren zo geweest, onafgebroken, zoals een ijsbreker van moment tot moment door het poolijs ploegt.’’ P. 89

b. personages:
Ik vind het leuk om een verhaal te lezen dat zich voornamelijk richt op de gevoelens en gebeurtenissen van en rondom één persoon. Hij ontmoet veel mensen die een belangrijke rol in het verhaal spelen, maar die worden vaak maar oppervlakkig beschreven.

Vertelperspectief:
De Aanslag is geschreven vanuit het personele perspectief. Je leest alles vanaf een afstand, maar toch weet je wat Anton denkt,  gedachten van anderen worden vaak verborgen gehouden. Soms vond ik de vertelvorm wat lastig, omdat ik niet begreep wie bedoeld werd met ‘hij’ tijdens een dialoog.


4. Eigen mening



Aangrijpend                                                                                                                                               laat me koud

Ik vond het een aangrijpend boek, omdat je Anton volgt tijdens zijn zoektocht naar antwoorden over de dood van zijn ouders en broer. Op de één of andere manier kon ik me voorstellen hoe hij zich voelde, zonder dat ik ooit een vergelijkbare situatie heb meegemaakt.

‘’’Halt! Staan blijven! Handen omhoog!’ Hard fietsend naderden drie mannen, zij gooiden hun fietsen op straat en holden verder. Peter liet de benen vallen, rukte het pistool uit de hand van Ploeg, rende weg zonder te hinken naar het hek van Korteweg en verdween achter hun huis. De mannen schreeuwden tegen elkaar. Eén van hen, in een winterjas en met een pet op, loste een schot en ging achter Peter aan. Anton voelde de warmte van zijn moeder naast zich. ‘Wat was dat? Schieten ze op Peter? Waar is hij?’’Achterom.’ Met grote ogen keek Anton naar wat er allemaal gebeurde.’’ P. 31

In deze scène wordt beschreven hoe het met Peter afloopt en de machteloosheid die Anton voelt komt er ook in voor. Het toont ook weer de stijl van Mulisch, duidelijk beschreven en gedetailleerd maar toch spannend en intrigerend.

Het verhaal heeft mij positief verrast, ik had niet echt een meeslepend verhaal verwacht over iemand die worstelt met zijn verleden en met vragen zit. Ik dacht dat het verhaal wat saaier en minder meeslepend zou zijn. Over de stijl ben ik ook positief, de omgevingen worden duidelijk en vooral interessant beschreven, aangevuld met vergelijkingen.

5. Bronnen