Verwerkingsopdracht 2: Filosofie
A. In het
verhaal ‘’Dode zielen’’ worden de zielen van de doden virtueel opgeslagen op
een website door Ernst Rigter, nadat hij toestemming heeft gehad van de
nabestaanden van de desbetreffende persoon. Hiervoor betalen zij Ernst een
vergelijkbare prijs als voor een urn of een graf, waarna de website tot in de
oneindigheid verlengd kan worden tegen betaling. Er worden filmpjes, foto’s,
audiobestanden en dergelijke op die site geplaatst. Als een ziel geen eigen
website krijgt, dan leeft hij alleen maar in het geheugen van de nabestaanden. De
herinnering aan de gestorven persoon vervaagt dan over de jaren. Wordt echter
ervoor gekozen dat een ziel wel een website krijgt, dan kunnen er met één druk
op de knop een heleboel herinneringen aan die persoon opgehaald worden.
In de roman
‘’Dode zielen’’ gaat het over de rus Tsjitsjikov. Hij is een verarmd edelman
die op bezoek gaat bij een grootgrondbezitter. Hij vraagt hem of er recentelijk
nog boeren of andere lijfeigenen overleden zijn. Vervolgens vraagt hij de grootgrondbezitter
of hij de ‘’zielen’’ van die personen mag opkopen. De grootgrondbezitters moesten in die tijd belasting betalen over
iedere lijfeigene die zij in bezit hadden, ook over de gestorvenen. Toentertijd
werden de doden om de paar jaar geregistreerd, waardoor de grootgrondbezitters
dus ook voor de dode lijfeigenen belasting moesten betalen. Tsjitsjikov speelde
dus in op deze hoge kosten voor de grootgrondbezitters, waardoor het erg
aantrekkelijk was voor hen om de ‘’zielen’’ te verkopen. Tsjitsjikov ging
vervolgens met de lijst met lijfeigenen naar de bank. Hij kon met zijn fictieve
bezit (op de lijst staat dat ze nog leefden) grote leningen krijgen.
Bij beide
verhalen worden de doden gebruikt als inkomen. Ze zijn hun waardigheid kwijt en
worden gebruikt als middel om voor de bedenker geld te verdienen. De zielen
zijn niets meer dan een naam op een lijst waar geld aan wordt verdiend.
B. De
vervreemding van een arbeider van zijn product, zijn werk en later van
zichzelf. Bassie en Dijkstra beschrijven een situatie van Tsjitsjikov die bij
een andere grootgrondbezitter op bezoek gaat. Hij merkt op dat het landgoed
zeer verwaarloosd is; de oogst is mislukt, de gebouwen zijn vervallen, de
werknemers zien er haveloos uit en een dronken vrouw slaat een arm meisje
halfdood en scheldt een ander de huid helemaal vol. De mensen zijn vervreemd
van hun werk en product, omdat de oogst is mislukt en de gebouwen vervallen
zijn. Ze zijn vervreemd van zichzelf, omdat de vrouw dronken is, zij mishandelt
haar werknemers en haar boeren zijn lui. Zij zijn zodanig van zichzelf
vervreemd dat het hele landgoed is vervallen en dat niemand zich er
verantwoordelijk voor voelt of er ook maar iets om geeft.
C. In de
tekst van Bassie en Dijkstra staat in de 2e alinea:’’Tsjitsjikov
lijkt met zijn handeltje in dode zielen een cynische satire op de moderne
kapitalist die speculeert met menselijke arbeid.’’ Hierin wordt verklaard dat
een moderne kapitalist sjoemelt met menselijke arbeid. Ernst gebruikt echter
alleen de zielen van mensen die daadwerkelijk gestorven zijn, hij kan niet eens
speculeren over de doden. Als hij doden verzint, moet hij zelf de website
vullen met plaatjes en filmpjes van iemand die nooit bestaan heeft. Bovendien,
wie zou hem ervoor moeten betalen? Daarom kan Ernst vanuit de definitie uit
deze tekst geen moderne kapitalist zijn.
Duidelijk Joris, je hebt weer eens goed nagedacht voor Nederlands. Prima, dit stuk is echt zoals een gymnasiast het betaamd. Je geeft duidelijk beargumenteerd antwoord op de vragen en raffelt niets af. Ook stel je voor jezelf doorvragen waardoor dit stuk extra meerwaarde oplevert. Prima gedaan.
BeantwoordenVerwijderenJoris,
BeantwoordenVerwijderenGoed gedaan, geen kantjes van afgelopen. Ik ben het voor het grootste deel met je eens en kan je argumentatie goed volgen. Je beantwoordt niet alleen de vragen maar voegt ook iets extra's toe
Ik heb zo een twee drie geen spelfouten gezien maar die zullen er misschien wel inzitten.
Robin